fbpx

Rode Bosmier

– Organisatie in orde

Platte Lindeberg

Dilsen-Stokkem

Je kan ze hier wel tegenkomen. Een grote hoop dennennaalden lijkt het wel. Maar onder die hoop speelt zich een wonderlijk verhaal af. Want daar leeft de rode bosmier. Niet in haar eentje zoals in de fabel van de krekel en de mier. Maar met vele duizenden samen. En dit in een fantastisch geregelde gemeenschap. Met vaak meerdere koninginnen die voor nageslacht zorgen. Soms scheuren er dan ook groepen af die iets verder een nieuwe kolonie opstarten. De grote nesten worden gebouwd door vanuit het bos allerlei materiaal samen te dragen. Mieren kunnen hun eigen gewicht en zelfs meer dan dat verplaatsen over lange afstanden (voor hen dan toch). Het ondergrondse deel bestaat uit een enorm gangenstelsel met heel veel kamers waar voedsel wordt bewaard, larven worden verzorgd en verblijven voor de bewoners. Rode bosmieren zijn agressieve kereltjes die hun nest met hand en tand verdedigen. Ze hebben stevige kaken waar ze mee kunnen bijten en ze scheiden het prikkende mierenzuur af. Niet met een angel zoals bijen of wespen. Op die manier kunnen ze beesten die veel groter dan hen zijn met een grote groep makkelijk verslaan.

Hun voedsel is zeer divers. Alles wat ze te pakken krijgen wordt naar het nest gesleept. Maar het meest speciaal is toch wel het feit dat rode bosmieren in symbiose leven met bepaalde bladluizen. Ze ‘verzorgen’ de bladluizen in de buurt van hun nest en beschermen ze tegen vijanden, zoals lieveheersbeestjes. In ruil eten ze de ‘kleine boodschap’ van de bladluizen, de zogenaamde honingdauw of luizenmelk, op. Dit zijn de plantensappen die de bladluizen, na het eten van bladgroen, afscheiden. Deze bevatten veel suikers omdat deze niet worden gebruikt in hun stofwisseling.

Door de ontbossing, verzuring van de bodem en de oprukkende bebouwing gaat het jammer genoeg niet zo goed met de rode bosmieren. Daarom is deze soort dan ook terecht beschermd.

De rode bosmier, foto door Veerle Cielen

Een mierenhoop