De relatie tussen de bever en de beekprik – Opiniestuk door Nico Moors
Bevers spelen een belangrijke rol in de dynamiek van natuurlijke processen in ‘wetlands’ of draslanden. Door hun vraat- en bouwactiviteiten creëren ze condities en mogelijkheden voor tal van andere soorten, waaronder zeldzame en bedreigde. Bevers zijn intussen een onmisbaar onderdeel van natuurontwikkelingsprojecten in de valleigebieden in Vlaanderen.
Architecten
Deze natuurlijke architecten bouwen dammen om vijvers te creëren, als bescherming tegen roofdieren en om ’s winters gemakkelijk toegang tot voedsel te hebben. Deze structuren wijzigen de natuurlijke omgeving zodanig dat het hele ecosysteem voortbouwt op verandering. Daardoor labelt men bevers als een hoeksteensoort.
Bevers vereisen een minimale waterdiepte van 0.6 tot 0.9m om de ingang tot hun hol ijsvrij te houden in de winter. In meren, rivieren en grote stromen met diep water bouwen bevers geen dammen, maar maken ze holen in de oever. Ze starten de bouw van hun dam door de waterstroom om te leiden en de druk van het water te verminderen. Grotere takken worden voortgedreven en vormen in de modder van de bedding de basis van de dam. Vervolgens worden kleinere takken, boomschors, stenen, modder, gras, bladeren, massa’s van planten en ander beschikbaar materiaal gebruikt om de dam op te bouwen. Afvoerkanalen en doorgangen zijn in de dam ingebouwd om overtollig water te laten weglopen zonder de dam te beschadigen.
Biodiversiteit
Hun dammen kunnen zeer nuttig zijn in het herstel van wetlands. Dergelijke voordelen zijn een controle van de overstromingen stroomafwaarts, toename van de biodiversiteit en het reinigen van water zowel door afbraak van giftige stoffen als door het ophouden van slib. Beverdammen verminderen erosie en de troebelheid van het water die een beperkende factor zijn voor veel waterleven. Hoewel bevers ook beschadigingen kunnen creëren, is een deel van het probleem de waarneming van tijd waarin dit wordt gezien. Schade zoals ondermijning van een weg of het verdrinken van bomen is al zeer kort na het begin van beveractiviteiten zichtbaar in een gebied. De voordelen uiten zich op lange termijn en blijven eerder onopgemerkt. Heel veel bedreigde soorten vertrouwen op wetlands.
Onderzoek van effecten van beverdammen op vissen en visleefgebieden, bracht een aantal voor- en nadelen in kaart. De meest genoemde voordelen van beverdammen waren: verhoging van de heterogeniteit van de leefgebieden, het creëren van een overwinteringsleefgebied en de productie van ongewervelden. Vaak voorkomende negatieve effecten waren een belemmering van de beweging van vissen vanwege de dammen, verzilting van paai- en leefgebieden en een laag zuurstofgehalte in de gecreëerde vijvers.
Een beverdam heeft ook een positief effect op overstromingen. Bij zware regenval wordt de rivier of het meer gevuld, en wordt het extra opgeslagen water langzaam doorgelaten. Dit vermindert vloedgolven en schade aan structuren. Overstromingen worden ook op een andere manier bereikt. Door het verhogen van het stroomniveau, is het verloop van het oppervlak van de watertafel boven de beverdam verminderd, water in de buurt van de beverdam stroomt dan langzaam in de beek.
“Beverdammen hebben een positief effect op overstromingen”
Beverdammen kunnen een verwijdering van nutriënten uit het water veroorzaken. Landbouw langs de oevers van rivieren vergroot vaak de hoeveelheid fosfaten, nitraten en andere nutriënten, die eutrofiëring kunnen veroorzaken. Naast slib worden in een beverdam takken, twijgen en bladeren verzameld. Al dit materiaal bestaat hoofdzakelijk uit cellulose dat door bacteriën kan afgebroken worden. Hiervoor hebben zij energie nodig zoals algen hun energie uit zonlicht halen. Deze bacteriën kampen echter vaak met een ernstig tekort aan stikstof- en fosforverbindingen en zullen deze nutriënten absorberen wanneer ze door de waterstroom passeren. Zo zullen deze en andere nutriënten in de bevervijver en het omliggende ecosysteem verwijderd worden.
Relatie met de beekprik
Bij veel natuuronderzoekers en beleidsinstanties leeft de vraag naar de invloed van al deze beverdammen in Vlaanderen op de beekprik. Dat is namelijk een prioritaire soort voor de natuur en biodiversiteit in Vlaanderen. De beekprik behoort tot de rondbekken, een primitieve vis zonder kaken. Beekprikken leven 6,5 jaar als larve en ondergaan dan een metamorfose tot volwassen dier, dat zo’n 6 maanden na het paaien sterft. Ze verblijven in midden- en bovenlopen van beken en rivieren met een goede waterkwaliteit. De larven leven oppervlakkig ingegraven in slibrijke, fijn zandige bodems waar ze algen, dood organisch materiaal en kleine organismen uit het water filteren. Na de metamorfose tot volwassen prik voeden de dieren zich niet meer. Ze trekken in het voorjaar stroomopwaarts op zoek naar ondiepe, zonnige zand- en kiezelbanken, waar het water sneller stroomt. Daar kunnen ze hun eieren afzetten, waarna de beekprikken sterven.
“De relatie tussen bever en beekprik is niet zo eenvoudig”
Zuurstofgebrek en waterverontreiniging zijn de grootste bedreigingen voor de beekprik, zelfs al zijn die tijdelijk. Ook het rechttrekken en ruimen van beken en rivieren is erg nadelig, aangezien hierbij de vitale paaibedden voor de volwassen dieren en de ingraafbiotopen voor de larven verdwijnen. Wanneer migratiebarrières voorkomen naar de paaigebieden in de bovenlopen, kan de soort zich niet meer voortplanten. Populatie-uitwisseling of herkolonisatie worden verhinderd door een slechte waterkwaliteit van de midden- of benedenlopen.
De relatie tussen bever en beekprik is niet zo eenvoudig. Kunnen beekprikken goed gedijen in gebieden waar bevers voorkomen? Is het afbreken van beverdammen een goede maatregel om in dat gebied de beekprikpopulatie te behouden?
Enerzijds zorgen beverdammen voor geschikte leefplaatsen voor zowel volwassen beekprikken als beekpriklarven. Bovendien verbetert de waterkwaliteit daar waar bevers voorkomen en zal er voldoende voedsel aanwezig zijn. Anderzijds kunnen beverdammen de migratie van beekprikken verhinderen. Al mag er wel aangenomen worden dat beekprikken doorgangen in beverdammen kunnen gebruiken om te migreren. Het plaatsen van een buis in de beverdam om het water door te laten, is een maatregel die wisselend succes kent. De afbraak van een beverdam kan zeer verregaande gevolgen hebben. Stroomopwaarts wordt een grote hoeveelheid water vastgehouden. Bij afbraak van een beverdam zal op enkele dagen tijd alle water wegstromen. Daarmee wordt op korte tijd, vooral in de natte winterperiode een drainage van het gebied in gang gezet. Bij het afbreken van een beverdam zal het water niet alleen wegstromen, er zal daarbij ook een sterke stroming plaatsvinden. Bij zanderige bodems zal bijgevolg de sliblaag mee eroderen. Kunnen beekprikken deze afstroomsnelheden aan? Tevens is de kans groot dat door deze grote afstroomsnelheid met de eroderende sliblaag, ook de beekpriklarven mee stroomafwaarts zullen spoelen. Bovendien weten we dat bevers territoriaal zijn en dat ze hun dam snel weer zullen opbouwen wanneer ze nog actief zijn in het gebied.
Bevers zijn hoeksteensoorten die een grote impact hebben op het volledige ecosysteem. Ze creëren biotopen en niches voor vele soorten waaronder vissen, amfibieën en vogels. Ze dragen bij tot de vorming van wetlands, vochtige weilanden en rivierbossen. Er is op dit moment nog te weinig onderzoek verricht naar de relatie tussen bever en beekprik, om te kunnen besluiten of het afbreken van een beverdam een goede oplossing is om de beekprikpopulatie in dat gebied te behouden.